Dagelijkse lezingen

  • RK liturgische kalender

    Dinsdag na de 4e zondag van Pasen

    Uit de Handelingen der apostelen 11,19-26.
    In die dagen trokken zij die vanwege de vervolging verspreid waren, verder tot Fenicië, Cyprus en Antiochië toe, terwijl zij het woord alleen maar aan de Joden predikten.
    Maar er waren onder hen mannen uit Cyprus en Cyrene, die na hun komst in Antiochië zich ook tot de Grieken richtten en hun de Heer Jezus verkondigden.
    De hand des Heren was met hen, zodat een groot aantal het geloof aannam en zich tot de Heer bekeerde.
    Het gerucht over hun optre­den kwam ook de Kerk van Jeruzalem ter ore en men vaardigde Barnabas af naar Antiochië.
    Toen deze daar aankwam en Gods genade zag, verheugde hij zich en wekte allen op met hart en ziel de Heer trouw te blijven.
    Hij was een goed man, vol van heilige Geest en geloof. Veel mensen werden voor de Heer gewonnen.
    Daarop vertrok hij naar Tarsus om Saulus te gaan zoeken.
    Toen hij hem gevonden had, bracht hij hem naar Antiochië. Een vol jaar namen zij deel aan de bijeenkomsten in die gemeente
    en gaven onderricht aan een grote menigte. Het was in Antiochië dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd.


    Psalmen 87(86),1-3.4-5.6-7.
    Zijn stad op de heilige bergen: de Heer heeft haar lief.
    De poorten van Sion veel meer
    dan alle tenten van Jakob.
    Hoe groots is het wat er van u wordt voorzegt,
    Jeruzalem, stad van God.

    Eens worden Egypte en Babel geteld
    tot hen die de Heer vereren.
    Ja, Filistijnen en Tyrus en Koes,
    ook zij worden burgens van Sion.

    Zij zullen dan zeggen: mijn moeder is zij,
    uit haar zijn wij allen geboren.
    En Hij zal zelf verklaren,
    de Allerhoogste, de Heer.

    Hij zal in het boek van de volkeren schrijven:
    ook deze horen daar thuis.
    Dan zullen zij dansen en zingen:
    de bron van ons leven zijt Gij.


    Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 10,22-30.
    In die tijd werd te Jeruzalem het feest van de tempelwijding gevierd. Het was winter,
    en Jezus hield zich op in de tempel in de Zuilengang van Salomo.
    De Joden kwamen in een kring om Hem heen staan en zeiden tot Hem: 'Hoelang houdt Gij ons nog in spanning? Als Gij de Messias zijt, zegt het ons dan rond­uit.'
    Jezus gaf hun ten antwoord: 'Ik heb het u gezegd, maar gij gelooft het niet. De werken die Ik in naam van mijn Vader doe, zij leggen getuigenis over Mij af.
    Maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort.
    Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij.
    Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven.
    Mijn Vader immers, die ze Mij gegeven heeft, is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
    Ik en de Vader, Wij zijn één.'